Vanaf de 11
e eeuw begonnen de Middeleeuwse heersende klasse kasteelboerderijen en burchten te bouwen. Steeds meer werden plaatsnamen – vaak voorafgegaan door "van" of "von" – de gebruikelijke aanduiding van adellijke families, waarvan de hoofdzetel meestal aan de oudste zoon vererfd werd.
Later namen ook andere sociale klassen de naam van de plaats van herkomst als eigennaam aan. Zo luidt een optekening van 26 december 1533 in het kerkregister van
Montzen (1532-1572), voor de lezer nu ietwat onduidelijk: eyn goudynck tuysschen
Heyn Merckoff und synen broder Nys aen den Berch. Merkhof is nu nog een gehucht bij Aubel, aan de grens tussen het voormalige graafschap Dalhem en het hertogdom Limbourg.
/A gene Bäärech/ is een in deze omgeving vaak voorkomende plaatsnaam, hier misschien te Berg in Montzen.
Dit register bevat nog tal van andere, door plaatsnamen aangeduide personen, waarbij overigens dient te worden vermeld dat niet alle namen zich hebben doorgezet. Zo vinden we in een aantekening van 12 april 1541 de naam
Johan Varenbuchell, Ripuarische vorm van het huidige toponiem Varbeukel (Montzen), dat nog in de 17
e eeuw in een parochieregister van Moresnet als familienaam opduikt.
In dezelfde oorkonde staat ook
Voiß Gulger, afgeleid van Gulke, vandaag de dag onder de verfranste naam
Goé (bij Limbourg) bekend, en ook van
Jülich (Rheinland).
Op 25 september 1541 wordt een goederentransport tussen Jopgen van Eysselbach (nu een beek in Neu Moresnet), Joppen van den Heisteren en Thisgen aen de Heydt geregistreerd; deze namen zijn echter als familienamen verdwenen.
In het Dietse deel van het hertogdom Limbourg vindt men nog de naam
Vanderheyden /Vanderheie/, in onze streek veel vaker dan de Waalse naam
Bruwier, en de naam
Van(de)berg – in Aubel ook wel als
Dumont.
Op 27 november 1542 worden de namen
Steven in den Groneschylt (nu nog de naam van een huis in Hombourg) en
Jan up dat Steynytdychvelt (nu een boerderij en een straat in Montzen) geregistreerd. De nu in de Eifel nog vaak voorkomende overdracht van de naam van een huis op de bewoner was ook in onze omgeving – zelfs nog tot in de 60-er jaren van de 20
e eeuw gebruikelijk.
Jean Janssen, veldwachter in Moresnet, stond in de omgeving als
/Kuute Schang/ bekend omdat hij in een kleine boerderij midden in het dorp woonde, die zijn naam waarschijnlijk aan zijn kleinheid te danken heeft;
/Kuut/ betekent in het plaatselijke dialect namelijk spuug of snot.
In een aantekening van 17 mei 1561 in het parochieregister van Hombourg wordt de naam
Jan opt Stenetichvelt plotseling tot Jan Stenetichvelt afgekort. Zo is de struktuur van de moderne familienaam ontstaan.
In de 17
e en de 18
e eeuw woont de prominente familie
Steinfeld in
Gruet Huus, een Middeleeuws gebouw onmiddellijk naast de kerk van Montzen (nu
Bloo Gaar). Deze familienaam komt vandaag de dag nog voor in het Nederlandse Zuid-Limburg.
In het register van Montzen vinden we in een aantekening van 8 februar 1546 het bewijs van symptomatische tweeslachtigheid bij de aanduiding van personen in omschrijvingen als
Eysselbach off Varenbuchell ou Claß Radermecher van Morisenet.
De naam
Wylhem up den Clot (boerderij in Henri-Chapelle/
Kapell of
Kelmis/La Calamine) bewijst dat personen die nu nog deze naam dragen (
Cloot, Kloth...) zich niet hoeven te schamen: waarschijnlijk werd daarmee alleen maar een heuvel in het landschap aangeduid.
Waar de naam
Ackens/Hackens vandaan komt, kunnen we niet met zekerheid beantwoorden. Zoals
Aachen in de Eifel, zou hij in het Nederfrankische dialect kunnen aangeven dat een persoon uit de naburige keizerstad Aken (Nederfrankisch
/ooke/, Ripuarisch
/oche/) afkomstig is, of komt hij, zoals F. Debrabandere veronderstelt (pag. 629), van een van de voornamen
Johann (+ diminutief -ke) en
Hacco?
Born /Boen/ onderstreept het vanzelfsprekende belang in de buurt van een bron te wonen: in het Frans
Delafont(aine), in het Nederlands
Vandenborre.
Bemelmans (NL Limburg),
Bettenhausen (bij Kassel (D) - hier
/Beedenhuuzen/ uitgesproken),
Beuken, Bucken enz. (Henri-Chapelle),
(Gouder de) Beauregard (Charneux)
/Boreja/,
Bruls, Brüll (Brühl bij Keulen?),
Chrantraine (o.a. in
Charneux)
/’Schanträng/, evt. ook
Crutzen, Kreutz duiden op de woonplaats of de plaats van herkomst van een persoon of diens voorvaderen; de twee laatstgenoemde namen kunnen echter ook van de voornaam Crutzius afgeleid zijn.
In het Dietse taalgebied, vooral rond Aubel, kommen de namen
Deguelle, Degueldre /De'jhäl/ vaker voor als bijvoorbeeld
Deliège of
Liégeois (die komen vaker voor in Herve en Battice); in Aken werden deze personen waarschijnlijk Lückers genoemd (zonder klankverschuiving).
Wat meer algemene aanduidingen zijn:
Bosch, Busch (verfranst
Bouche?), afkomstig van het dialectwoord
/der Böisch/ = het bos (Eupen en Membach:
/der Bosch/);
(a) Campo, waarschijnlijk uit de 17
e eeuw stammende Latijnse vertaling van
Vandevelde;
Demoulin, Del(a)haye, Delhez enz. (o.a. in Julémont);
Demonthy (Charneux);
Detry, waarvan de Germaanse variant ook in de naam
Vandendriesch te vinden is.
Savelsberg wijst op een woonstede die in de buurt lag van één van de veel voorkomende prehistorische duinen in ons landschap.
Namen van in aangrenzend
Romaanse gebied gelegen gehuchten werden ook in het Dietse taalgebied als naamsaanduidingen gebruikt:
Debougnoux (bij Dolhain-Limbourg),
Dodémont /'Dodemong/, /'Duedemong/ (van Wodémont bij Mortroux of Hodimont bij Verviers),
Grétry /'Jetri/ (Bolland).
Voormalige Germaanse plaatsnamen zijn o.a.:
Hagelstein (Aubel), verfranst
Hauglustaine (Dolhain),
Heyenrath (Slenaken, Nederlands Limburg), wellicht ook in de verfranste versie
Henrotte (ef. II. Patronymes pag. 179);
Hombourg, vaak nog als de dorpsnaam
/Homerech/ uitgesproken;
Gulpen (gehucht bij Hombourg of een dorp in Nederlands Limburg);
Lousberg (Aachen), heel zelden verduitst tot
Lausberg.
Laschet is in onze omgeving een tamelijk veel voorkomende naam; ten westen van Hergenrath wordt hij gewoonlijk als
/Loschet/ uitgesproken. In Moresnet is deze gesproken variant ook schriftelijk vastgelegd in de parochieregisters uit de 18
e eeuw. In het doopregister van Hombourg vinden we rond 1614-18
Petrus in (van) de Laetschet, en later, vanaf 1620, modernere formuleringen zoals
Petrus Laetschet (van de hooghe Hof), Laeschet, Laschet....
De morfologische structuur van dit antroponiem bestaat ongetwijfeld uit "Lat" (lijfeigene "Laethof" was een herenboerderij in de 16
e eeuw) en “sche(i)t”. In het plaatselijke dialect betekent
/et Scheet/ de grens van een grondbezit; op deze plek bevond zich de boerderij van de voorvaderen van deze familie Laschet.
In Nederlands Limburg komt de naam
"Lochtman"voor. Deze vinden we in onze streek meestal in de verkorte vorm "
Locht" terug. Beide namen hebben hun oorsprong zeer waarschijnlijk in een nederzetting op een winderige locatie :
/de Luet/, in Eupen
/de Loet/, vaak geschreven als "op de Locht" (vgl. NL "lucht").
Malmendier (vgl. Lat. "Malmundaria"),
Rogister (Battice),
Rutten (zuidelijk van Tongeren) en de Franse vorm
Drosson (= "de Russon", wellicht een Franse vertaling van de Nederfrankische plaatsnaam),
Van Aubel, Van We(e)rst of
Wersch (van Warsage, Diets
/Waesch/), het zijn namen die allemaal precies zo duidelijk hun herkomst tonen als
Quo(i)dbach (vgl. NL "kwade beek", gelegen tussen Aubel en Thimister, met een Ripuarische uitgang) of
Warrimont /Warlemong/ (Charneux).
De plaatsnaam
Rompen en de daarvan afgeleide familienamen worden hetzelfde geschreven; in Gemmenich vindt men de variant "
Rampen" en in Nederlands Limburg "
Rumpen". Mogelijkerwijs was deze tussen Rijn en Maas veel voorkomende plaatsnaam (o.a. in Sippenaeken, Brunssum en Kohlscheid) oorspronkelijk een koosvorm, ontstaan door apocope van de voornamen "
Rambert" (Debrabandere 1161) of
Rombaut met het langzamerhand ingekrompen toevoegsel “-heim”.
”Etnische” aanduidingen zijn typisch voor onze streek, waar gedurende een periode van meer dan 2000 jaar nauwe Romaans-Germaanse betrekkingen bestonden.
Tychon /Tiischong/, van het Waalse "le tixhon" = "de Dietse" en
Derwael, Welsch (Eupen),
Schwall (Eifel) drukken, net als bij het Nederlandse "
De Waele/Swaelen", de afstamming uit een bepaald taalgebied uit. Zo duiken in het parochieregister van Montzen (1513-1543) tussen 1516 en 1521 meerdere keren de
Wael van den Panhoeß en
Dryes der Wael op. In dit en het navolgende voorbeeld zeer waarschijnlijk de taalkundige eigenschappen van de bedoelde persoon aangegeven, dit in tegenstelling tot de toponymische aanname van Debrabandere – pag. 400).
In het doopregister van Hombourg (1613-1652) vinden we tegelijkertijd
Jan des Waels (1614),
Jan der Wels van Gheheut (1616) en
Cola, Claes le Tighon, le Tychon (1618-1634); later ontstaat daaruit zonder lidwoord de huidige familienaam
Tychon (1639, 1642) of ook wel
Tixhon (1645, 1648). Deze verbasteringen komen overeen met plaatsnamen in België en Noord-Frankrijk: Meix-le-Tige (Arel/Arlon); Diets-Heur/Heure-le-Tiexhe (Belgisch Limburg), ten westen van Heure-le-Romain (provincie Luik); Audun-le-Tiche, ten noorden van Audun-le-Romain (Metz); het bewijs voor een twee millennia lang vruchtbaar samenleven van geromaniseerde Belgen en, vóór de ineenstorting van het Romeinse Rijk meestal Keltische Germanen.
De in de onomastiek vaak gebezigde technische termen "volksnaam" of "etnische aanduiding" zijn overigens naar onze mening veel te "rassistisch" voor een historische
"melting pot" als West-Europa, waar het taalgebruik van een individu, een familie of zelfs een heel dorp minder door etnische kenmerken als door in de tijd heersende sociaal-economische omstandigheden bepaald werd.