🏠News ContactLinksPlan-Regio + WeerAgenda'sFolders
Tijdens het oorlogsgeweld - De zusters van het Arme Kind Jezus in het kasteel David genoemd Kasteel Eulenburg te Moresnet. (V.V.V. Drie grenzen)

Geschiedenis ➔ Diverse Kronieken ➔ Kasteel David-Eulenburg

Diverse kronieken


  1. Het wit huis

Cimetière américain

  1. Voorwoord
  2. De site vóór 1944
  3. De voorlopige
  4. Het permanente
  5. De inauguratie
  6. Van Henri-Chapelle
  7. Beheer

Kasteel David-Eulenbg.

  1. Het kasteel
  2. Steengroeve (Leverbach)
  3. De familie David
  4. Tijdens het oorlogsgeweld

Kruisweg Moresnet-Ch.

  1. Historiek
  2. De Paters Franciscanen
  3. Smeedstaalkunstwerken
  4. Botanische ontdekking
  5. De kluis Gordes Klause
  6. Hernieuwing XIIe statie
  7. De begraafplaats Calvarie
  8. Vertrek Franciscanen
  9. Een nieuw hoofdstuk

Klokken van Plombières

  1. Weghalen van de klokken
  2. Terugkeer van de klokken

Pensionaat Maria Hilf

  1. De zusters in Maria Hilf
  2. De Paters in Maria Hilf
  1. Andere kronieken


Tijdens het oorlogsgeweld

De zusters van het Arme Kind Jezus in het kasteel David genoemd Kasteel Eulenburg te Moresnet.


Het is bij toeval, maar met grote interesse dat ik Mr G. Schreuer kon ontmoeten, de bewoner van de kleine woning in het park aan de oostkant, aan de voet van het kasteel. Hij liet me het kasteel langs de buitenzijde bezoeken en gaf me vele verklaringen, waaronder het hiernavolgende verhaal, dat door de zusters zelf verteld wordt.(Bronnen: archief van de kloostergemeenschap)

In augustus 1943 besloot de Provinciale Moeder (nu zegt men: Provinciale Overste) van de zusters van het Arme Kind Jezus (1) om het moederhuis te verplaatsen naar Moresnet, waar hen "Eulenburg", een provinciaal domein, werd aangeboden. Het kasteel was idyllisch gelegen op een heuvel, afgelegen en aan de rand van een bos. Maar het was in slechte staat, al 20 jaar onbewoond , maar ingenomen door muizen, spinnen en vleermuizen. De vreemdste dierenkoppen versierden de trappen en de kamers. De meubelen waren aangevreten door houtworm, men moest al veel moed hebben om dit mooie kasteel, genoemd "David" weer in orde te brengen.

Op 17 augustus kwamen de eerste zusters hun intrek nemen. Dat was een goede zaak, maar het bewoonbaar maken zou duren tot begin november. Het werk van de vaklieden bleef echter aanslepen, want de elektrische en sanitaire installaties waren erg primitief. Het in orde brengen van de leidingen vergde veel werk en hoge kosten.

Op 5 november 1943 werd de eerste mis opgedragen, waartoe de Provinciale Moeder alle Moeders uit de (Duitse) provincie (nu zegt men: de oversten van de plaatselijke huizen) uitgenodigd had. Ook Moeder Alexia was aanwezig. Eerwaarde pastoor Licht hield een mooi gelegenheidssermoen.
De volgende dagen kwamen de oude zusters van Gemmenich, die met gelui van de kasteelklok werden verwelkomd in de wintertuin. Van begin december 1943 tot augustus 1944 was Eulenburg ook het verblijf voor een tiental kinderen van het home Forges-Baelen. Op 2 februari 1944 ter gelegenheid van het gouden jubileum van onze gemeenschap, verbleef Mgr van der Velde, bisschop van Aken, in het kasteel. De wintertuin werd ingericht als feestzaal. De foto van zuster Clara werd tentoongesteld en versierd. In de refter hing een transparant aan het raam met de tekst "Jezus is de vreugde van de zusters". Monseigneur droeg de feestplechtigheid op en hield een gelegenheidssermoen. Op 4 februari overleed na een lange pijnlijke ziekte Zuster Marca, de eerste zuster van Eulenburg ; zij werd begraven op het kerkhof van Moresnet.

In de nacht van 11 op 12 april 1944 beleefde Eulenburg met grote schrik het eerste bombardement van Aken, dat het hele kasteel deed beven. Nog erger was de verwarring bij het grote bombardement van het station van Montzen (28 april 1944). De zusters zaten lange tijd op hun knieën in de kelders van het kasteel en dachten de nacht niet te overleven.

Eulenburg ontving gedurende de zomer meerdere zusters voor een herstelperiode : de natuur was zo dichtbij, welke mooie wandelingen maakten we in de bossen, en hoeveel zangavonden hebben we gehouden onder de afhangende takken van de beukenbomen.

Op 7 september 1944 begon voor ons, inwoners van Eulenburg, een kritische periode. Veel Duitsers waren reeds doorgetrokken met auto, trein en paardengespan. Gedurende meerdere dagen lag een SS-groep met hun auto's en kanonnen in ons park. Zij vertrokken op donderdag 7 september. Om 6 uur 's morgens stonden in het station van Moresnet de laatste twee treinen naar Duitsland. De Amerikanen bevonden zich op niet meer dan 25 km afstand.

Diezelfde dag gaf de Provinciale Moeder opdracht om de oudste zusters naar de steengroeven over te brengen, met voorraden en andere voorwerpen..
De oude zusters werden op een klein wagentje geladen tussen pakken en dekens. Het wagentje werd getrokken door vier jongere zusters, over een weg die door de soldaten was aangelegd door het bos, naar de ondergrond.

De mensen uit de omgeving trokken naar dezelfde toevlucht, met hun kinderen, en beladen met allerlei bagage; zij waren met 1500. Die avond begaven Moeder-Overste en de zusters zich eveneens naar de "Bunker" om er te overnachten.

En daar werd dan gedurende meerdere weken een woongelegenheid ingericht voor de families van de omringende dorpen. Iedereen in een andere hoek, met strobalen, planken en de muren als afscheiding, zelfs deuren met sloten. Wij hebben een gemeenschapszaal ingericht in een grot, afgescheiden met strobalen. 16 noodbedden, meestal gestapeld, hadden er een plaatsje. De 24 slaapplaatsen die dan nog ontbraken werden gemaakt met strozakken of veldbedden. In het midden van de kleine grot stond een veldaltaar met ciborie, er brandde steeds een klein lichtje dat net genoeg was om de aanhoudende duisternis te verbreken.

Boven ons hadden wij een rotslaag van twintig meter dik, en daarboven het bos. Ieder bewoner voelde zich veilig beschermd tegen de bominslagen, maar na een voorvalletje was men er zich wel van bewust dat de schuilplaats toch niet zo veilig was als men zich had voorgesteld omwille van vallende stenen.

Het indruk van het leven in de " catacombe " was echt schilderachtig. Buiten aan de bomen hing de was van de kinderen te drogen. Iedereen bracht lichtjes mee en wandelde in de grot, waar overal mensen woonden. De vluchtelingen kookten op de rotsen. Maar iedereen was toch rustig en vastberaden.

Op zondag 9 september kreeg Eerwaarde Pastoor Licht toestemming om biecht te horen en de mis op te dragen, ook de volgende zondagen. De nood en het gevaar waar we ons in bevonden leidde veel mensen naar het sacrament van de vergeving. De mannen bouwden in het hoogste gedeelte van de grot een altaar versierd met bloemen en groenversiering. De laatste voorbereidingen voor de heilige offerande werden door de zusters uitgevoerd.

Op 11 september, gedurende de bezinning, ontplofte het viaduct van Hergenrath. Een groot aantal tanks reed richting Montzen. De hele morgen werden de Duitse troepen bestookt door Amerikaanse vliegtuigen. Die avond werd de brug over de Geul vernield. Hierdoor werden de waterleidingen vernield en zaten wij lange weken zonder water.

Gedurende de nacht was er veel artilleriegeschut, zodat we aarzelden om uit onze schuilplaats te komen. Vlak na de mis vlogen er verkenningsvliegtuigen boven ons en bedreigden ons, en na het ontbijt opnieuw, zodat we snel vluchtten in de grotten. De vliegtuigen vlogen in steeds kleinere kringen en weldra werd met klokkengelui gemeld dat de Amerikanen Montzen bevrijd hadden. De troepen kwamen toe langs de Luikse steenweg.

Tegen 3 uur kwamen de eerste Amerikaanse officieren op het kasteel om er zich van te vergewissen wie daar woonde. Zij wilden er geen gebruik van maken. Om 5 uur was er een zware knal door de ontploffing van de brug van Buschhausen. Tegen 6 uur groet in de schuilplaats; alle zusters hadden er zich verscholen. De mensen baden de rozenkrans samen met de zusters. Voor de eerste keer hielden wij het avondgebed in de schuilplaats.

De volgende nacht was de dreiging van de artillerie zeer sterk ; het leek op de ontploffing van enorme bommen. De volgende morgen droegen wij de mis op in ons deel van de schuilplaats. Die dag reden er veel auto's en tanks in het dorp van Moresnet. Veel auto's en kanonnen werden onder de bomen in ons park geplaatst. Duitse vliegtuigen schoten vanaf lage hoogte met hun boordwapens, daarvoor moesten wij steeds opletten. Toen we 's middags naar de schuilplaats gingen voor het middageten was het gevaar erg reëel; het was 5 tot 8 minuten stappen, maar het gebeurde dikwijls dat de Duitse vliegtuigen salvo's afvuurden in het bos. Meer dan eens hebben wij ons aan de bomen moeten vastklampen, met emmers en kannen.

Meerdere zusters hadden kinderen in de grot geadopteerd; uren lang speelden ze met hen, vertelden hen sprookjes en gaven hen godsdienstles; de ouders waren daar zeer dankbaar voor. De mensen toonden grote erkentelijkheid en vertrouwen voor de zusters, ze kwamen met hun materiële en geestelijke zorgen, overal konden wij helpen.

Op dat ogenblik zaten wij tussen twee fronten. Rond het kasteel had de zware Amerikaanse artillerie zich opgesteld, en beschoot voortdurend de stad Aken. Bij elk schot beefde het kasteel, de ramen trilden, de meubelen dansten, het was verschrikkelijk. Het ergste was nog het besef dat die bommen gericht waren op ons geliefde vaderland.

Een van de volgende dagen gingen enkele zusters op een stil ogenblik naar de schuilplaats om de oudere zusters te bezoeken en hen op aanbeveling van de Amerikaanse officieren te vertellen dat het best was om verscholen te blijven na even frisse lucht ingeademd te hebben aan de oppervlakte van de schuilplaats. Gedurende acht dagen al waren zij ondergronds opgesloten, en zij waren zeer blij dat zij gedurende een half uurtje weer licht konden zien en zuivere lucht konden happen vooraleer zij weer naar hun ellendige woonst terug moesten.

Die avond ontwikkelde zich een verschrikkelijk artillerievuur zoals we het nog nooit hadden gehoord. Een ononderbroken kanongebulder verscheurde de lucht. We hoorden ze een na een losbarsten, de aarde beefde. Het duurde een uur, daarna was de nacht redelijk kalm, zodat enkele zusters besloten de grot te verlaten, maar ze konden wel enkele indrukken van de dood opdoen. Om twaalf uur kwam er een schrikwekkend gefluit langsheen het gebouw, wat eindigde met een luide ontploffing. Deze verschijnselen herhaalden zich regelmatig in intervallen. Vanuit het raam konden de zusters dit machtig artillerievuur aanschouwen.

De lucht werd blauwgroen gekleurd door de Duitse artillerie die op ons kasteel mikte. Wij daalden af in onze grotten en baden. Eerwaarde pastoor Licht gaf ons de algemene absolutie. Tussen 2 en 3 uur, en dat tot 5 uur, beleefden we een godsvrede. Vlak bij ons kwamen de obussen neer, onze wasruimte werd doorboord door bombrokstukken. God heeft ons geweldig beschermd.

Op zondagmorgen, heel vroeg al, kwam er een massa mensen toe. Het leek op de christenen in de catacomben; mannen , vrouwen, moeders met hun kind op de arm snelden naar de eucharistische plaats en kwamen naar de communiebank. Het koor van de geestelijken en de gemeenschap zongen afwisselend. Eerwaarde heer pastoor hield een pakkend sermoen, hij vergeleek onze grot met de stal van Betlehem. Bij de verzamelde mensen hoorde men geween, niemand lachte er mee. Bij degenen die nu naar het altaar kwamen waren er vele die anders niet meer naar de kerk gingen; na de mis gingen er veel te biecht. Een vrouw zei dat het de mooiste dag van heer leven was.

De dag was bewogen. Steeds weer vliegtuigen op lage hoogte.
Toen wij aan het middagmaal zaten zagen we plots een vliegtuig laag over het indrukwekkende spoorviaduct van 1100 meter komen, dat vlak voor ons kasteel staat. Een donkere wolk steeg op en we zagen dat de verbinding tussen de eerste twee pijlers neergestort was. Zo werd in een oogwenk vernield wat de menselijke geest na lang en moeizaam werk had gerealiseerd..

De volgende dag vernamen wij hoe gevaarlijk het voor ons wel geweest was op 12 september. De Amerikanen wisten dat drie dagen eerder de SS troepen bij ons in het park gelegerd waren, en omdat ze dachten dat die er nog steeds waren hadden ze hun kanonnen op ons gericht.

Op 16 september verliet de Amerikaanse artillerie ons gelukkig, maar gedurende de dag beleefden we nog krachtige artillerieschoten. Grote Amerikaanse bommenwerpers kwamen overgevlogen. 's Avonds tijdens de dienst werd de situatie kritiek voor ons.

Zes Duitse jachtvliegtuigen waren in gevecht met twintig Amerikaanse bommenwerpers. Een grote ontploffing vond plaats en een van de Duitse jagers was geraakt en stortte brandend neer in een naburige weide. De valschermspringers werden aangehouden. Aan de overkant van de brug verdween een andere jager brandend in de diepte. Tijdterwijl zette de zware artillerie de beschietingen verder.

De meeste zusters en ook de mensen gingen opnieuw in de grot slapen. De volgende morgen hoorden we opnieuw het wapengebulder. Zonder pauze cirkelde een eskader vliegtuigen boven ons. Dikke rookwolken stegen op boven Aken. Waren het ontploffingen, branden, bomschade ? Onophoudelijk stelden wij ons die vraag tot 's avonds en toen begon het opnieuw.

Omdat Aken zich heftig verdedigde werd het gevecht opgevoerd. En dat ging meerdere dagen verder. Onze oudere zusters moesten standhouden in hun somber schuiloord.

In de nacht van 19 op 20 september werden we bedreigd door de artillerie en talrijke Duitse vliegtuigen. In Kelmis vielen bommen en het kanonlawaai verspreidde zich in de verte. Wij wensten om niet meer op dit slagveld te wonen. Op 21 september konden de oudere zusters hun toevlucht verlaten. Gelukkig waren ze; ze werden met de wagentjes naar hun woonplaats gebracht.

Bij het invallen van de nacht zagen we een bloedrode kolom opstijgen boven Aken, die pas laat in de nacht vervaagde. Opnieuw kwamen bij ons de zorgen op voor onze zusters in Aken. 24 september was een dag van gebed en dankzegging in de kapel van het kasteel, als erkentelijkheid voor de bescherming in de voorbije week. Die avond zagen we opnieuw brandende rook boven de besneeuwde heuvel . Links boven Nederland hetzelfde spektakel en later in de nacht in het zuid-oosten van Aken. Het helse geluid van de vele bommen die op Aken vielen lieten geen twijfel over de vuurkracht. Wat hebben wij veel gebeden en zorgen gehad over de burgers in ons vaderland. Enkele dagen later hoorden we aan de andere kant van de grens de kanonnen de kanonnen die we hadden zien defileren doorheen Moresnet.

Enkele weken later zagen we de Amerikaanse bommenwerpers overvliegen richting Keulen. Was dit de aanval op Keulen ? Wij waren niet meer in gevaar. 4 oktober, het naamfeest van Franciscus van Assise, bracht ons een kleine verrassing. Laat in de namiddag bracht een vrachtwagen van het Amerikaanse leger 12 zusters uit Steinebrück bij Aken tot voor de grote toegangspoort van het kasteel. De Amerikanen hadden hen uit hun kelder gehaald tijdens de artilleriegevechten. In een kwartier tijd hadden ze vertrekkensklaar moeten zijn en alles moeten achterlaten: huis, tuin, vee. Wij waren gelukkig om de zusters te kunnen opvangen ook al moesten we daardoor nog wat dichter op mekaar zitten. Het was toch een teken van liefde dat de dochters van moeder Schervir opvang vonden bij de dochters van moeder Clara ?

Het gevecht werd steeds heviger in Aken ; wilde de stad zich niet overgeven ?

Nadat de Duitsers het Amerikaanse ultimatum hadden geweigerd werd het bombardement opgevoerd; tot het einde van de gevechten op 20 oktober was het verlies aan mensenlevens groot aan beide kanten. In het kasteel werd nu het feest van onze Moeder Provinciale gevierd in een familiale sfeer, met onze gedachten bij onze zusters die nu groot leed ondervonden.

Met toestemming van de overheden openden wij op 16 oktober in het kleine huis onderaan het kasteel een schooltje voor de kinderen van de straat. We gaven er les zowel in het Frans als in het Engels. Het aantal kinderen nam dermate toe dat we weldra de school moesten uitbreiden.

De situatie werd ondraaglijk voor ons als Duitse staatsburgers. Overal vierde men de bevrijding en droeg men kerkelijke diensten op. De kerken waren alleen maar versierd met Belgische vlaggen. Wij namen nergens deel aan optochten van vrede of verzoening. De zogenoemde Witte Brigade dook overal op en wilde alle Duitsers aanhouden en hun bezittingen afnemen. Gelukkig kwamen de Amerikanen tussenbeide. Huiszoekingen volgden in de huizen van Duitse burgers en meermaals in het kasteel Eulenburg. Eén keer heeft de Witte Brigade meerdere kogels afschoten op een kostganger, gelukkig werd de geviseerde persoon niet geraakt, God zij geloofd.

Eind oktober verlieten ons meerdere Franciscaner zusters. Zij keerden terug naar hun vaderland in Burtscheid, onze oversten drongen aan om terug te keren. Moeder Clara Chantal begaf zich op weg met enkele zusters. Zij zagen overal ontreddering en vernieling maar slechts weinig mensen. In Burtscheid was er niemand. Het lege huis en de gedekte tafel lieten veronderstellen dat de kloosterzusters het huis inderhaast hadden verlaten. Dat we niet wisten waar zij thans verbleven liet bij ons onzekerheid.

Om het goed Burtscheid te beschermen was het nodig om er zusters naar toe te sturen want er werd veel gestolen. Op 6 november gingen er dus 4 zusters uit ons kasteel terug om ons moederhuis weer in orde te brengen. Moeder provinciaal en Moeder Clara Chantal kregen een paspoort om een keer per week naar Aken terug te kunnen gaan.

Op 3 november openden wij een naaischool voor jonge meisjes op het eind van de schoolleeftijd. Die werd goed bezocht en later openden wij een confectieschool. De zondag voor Kerstmis hielden we een tentoonstelling van kleding.

Ernstige zorgen ontstonden opnieuw bij het Ardennen-offensief in de Kersttijd. Het front naderde ons weer en we dachten opnieuw midden in het slagveld terecht te komen. God zij geloofd dat dit niet gebeurde.

Sinds de bevrijding van België door de Amerikanen was er geen subsidie meer en gedurende een half jaar moesten we onze plan trekken. Elke dag trokken de zusters per twee met een karretje van hoeve tot hoeve, door drassige wegen en weiden, om hun kost te vergaren. Ook hielp de Amerikaanse keuken ons goed en vrijgevig. Zij zorgden voor de "sister" van het kasteel en elke dag gingen twee zusters met emmers om voedsel te halen voor de gemeenschap en het vee.

Tijdens de eerste dagen van 1945 overmeesterde ons grote schrik voor de vliegende bommen. Luik was hun doelwit, maar wij lagen in de vluchtroute. Deze vuurtuigen kwamen langs het kasteel op korte afstand. Het hele kasteel schudde, de ramen trilden. Afgaand op het geluid schatten wij hoe lang ze nog in de lucht zouden blijven, en na hoeveel seconden ze zouden neerstorten en ontploffen. Het maakte niet uit waar men was, in de mis, aan tafel of tijdens het onderricht, men ging op de grond liggen en verwachtte een eventuele gewisse dood.

Veel vliegende bommen, V1 en V2 genaamd zijn neergestort in de stad Luik.

Wij hadden nog geen Amerikaanse soldaten in ons kasteel gehad, maar dat gebeurde wel eind februari 1945 toen een groep van vijfentwintig soldaten die van het front kwamen vroegen of ze bij ons konden uitrusten. De refter en enkele kamers werden hen ter beschikking gesteld. Zij sliepen er op matrassen.

Met Pasen werd de school van Moresnet geopend, na een half jaar volledig succes van onze school ontstond er een grote concurrentie, wat ons in problemen bracht want het betekende ons levensonderhoud. Wij zijn ons dan gaan toeleggen op het taal- en naaionderricht. Daarmee en met giften van weldoeners hebben wij onze plan getrokken.
In de tussentijd waren Moeder Provinciaal en Moeder Clara Chantal opnieuw vertrokken naar Burtscheid maar kwamen ze af en toe terug. Dat waren vreugdevolle dagen. Moeder Provinciaal was nog steeds begaan met onze behoeften en bracht steeds enkele levensmiddelen mee, soms zelfs een flink stuk spek. In april organiseerde zij een retraite die werd gehouden door eerwaarde heer pastoor. Dat waren werkelijk dagen van genade, tussen de eerste boomknoppen en lentebloesems.

Begin juni werd de processie van Moresnet weer gehouden, iedereen verheugde zich over deze religieuze gebeurtenis. Wij mochten onderaan het kasteel een altaar oprichten voor de zegening van het Heilig Sacrament. Emmers en vazen met bloemen uit de weiden en de tuinen, allerlei bloemenkronen. De Franciscanen stelden ons 80 vlaggen ter beschikking zodat de ramen en torentjes van het kasteel versierd werden voor de voorbijkomst van de processie. Middenpunt was natuurlijk het altaar van het Heilig Sacrament met daarboven een kruis.

Weldra zou ons kloosterleven in het kasteel een einde nemen.

Inderdaad, vóór 30 juni moesten alle Duitse mensen die na 1940 in België gekomen waren het land verlaten. Ze mochten alleen hun keuken en slaapkamer meenemen, de rest werd in bewarend beslag genomen.

Het klooster moest worden overgebracht naar Schleiden, we moesten nu alles over de grens vervoeren. Alle goederen moesten worden aangegeven in Luik, maar alles moest via Brussel gaan, wat een lange wachttijd veroorzaakte.
De derde woensdag na onze aangifte kregen we antwoord van ons bewaardepot dat we alles mochten meenemen, dat betekende zelfs de schapen en de kippen...
Niemand had totnogtoe die gunst verkregen , daarom vroeg men ons om het geheim te houden.
Nu moesten we de verhuis organiseren; een Eupense transportfirma voerde de verhuis uit met een vrachtwagen van 9 ton voor de prijs van 8000 BF, in 5 transporten. Op een zondag kocht een Amerikaan handwerk van ons, voor de prijs van 5000 BF, Moeder Provinciaal bezorgde ons materiaal dat we voor enkele duizenden frank konden verkopen.

Een groot feest in kasteel Eulenburg besloot ons vertrek uit het kasteel op 5 augustus 1945.

(1) Het betreft dezelfde zustercongregatie die afkomstig was uit Burtscheid (Aachen) en die woonden in Maria-Hilf (Moresnet-Buschhausen) en Gemmenich.

Vertaling van een deel van het artikel door Gerard Schreuer geschreven in het Duits (deel uitmakend van de stamboom van de familie David)
Uittreksels: Kroniek 14 door J.Langohr (Gemmenich).
Vertaling : Hubert Van den Bergh - Lommel.