KASTEEL RUYFF (Henri-Chapelle)
De oude Ruyff, gebouwd op een lagergelegen terrein, ligt slechts op 300 meter ten westen van het naburige en later gebouwde - kasteel Baelen. Terwijl de Ruyff wat betreft haar functie, minder belangrijk was dan kasteel Baelen, lijkt ons de Ruyff toch schilderachtiger en boeiender. De muren, die een mooie structuur hebben, weerspiegelen in het water van de grachten die aan drie kanten om het kasteel heenlopen en in het grote wateroppervlak dat aan de zuidkant aan het kasteel grenst.
Het omvat twee vleugelvormige gebouwen die - in het noorden - met elkaar verbonden worden door een tamelijk smal gebouw. In dit smalle gebouw is de ingangsdeur gemaakt, met daarboven een driehoekig fronton, ondersteund door twee pilaren. Dit gebouw en de westelijke vleugel schijnen uit het begin van de negentiende eeuw te dateren en hebben niets bijzonders. De gebouwen staan rond een soort binnenplaats, bestaande uit grasveld beplant met enkele fruitbomen. Het geheel steekt iets vooruit als een soort landtong in de vijver. De scheiding wordt gevormd door een stenen muur in de vorm van een halve cirkel. Op deze muur zien we een fraai smeedijzeren hekwerk met (op een gietijzeren plaat) de geschilderde wapens van de Framenteau en de Le Pas die behoorlijk vervallen zijn.
Aan elke kant van de muur is een stenen trap die afdaalt tot aan het wateroppervlak. Het meest interessante gedeelte van het kasteel is ongetwijfeld de oostelijke vleugel. Het is robuust en rechthoekig, met slechts één verdieping (terwijl de rest van het gebouw. dat moderner is, twee etages heeft). In het noorden wordt het geflankeerd door een vierkante toren die erg uitsteekt en een spits heeft (bestaande uit vier vlakken) met daarop een schoorsteen in plaats van een weerhaan. Het dak bestaat uit eenvoudige, hellende vlakken en nokken. In de buitenwanden zijn nog sporen te zien van vroegere boogvormige gewelven (die gebruikt worden om goederen uit te laden) de in elkaar lopende kleuren, oker, paars of soms rooskleurig, maken het geheel nog fraaier.
De ramen (uit de zeventiende eeuw) die smal en hoog zijn, worden verdeeld 5 Mede vierkante venstertjes, en zitten in houten kozijnen. In de noordelijke zijgevel - net onder de dakrand - is een dichtgemetselde raamnis met erboven een driehoekige bovendorpel die mogelijkerwijs nog veertiendeeeuws is. Het interieur van het kasteel is niet bijzonder, of het moet de grote gebeeldhouwde schouw zijn, die uit rose marmer gemaakt is. Deze is te vinden in de vroegere eetkamer die nu als kapel fungeert.
Ofschoon de historie van de Heerlijkheden op zich niet ons eigenlijke thema is, willen wij er toch op wijzen dat de Ryckel een vergissing maakte toen hij beweerde dat de Ruyff altijd uit twee delen heeft bestaan die aan twee verschillende Heerlijkheden toebehoorden.
Wij geloven daarentegen dat er bij de Ruyff oorspronkelijk slechts één Heerlijkheid bestond dat in het oude kasteel zetelde, en waarvan het domein zich niet alleen uitstrekte over het gebied dat (tot aan het eind van het Ancien Régime) onder haar gezag bleef, maar ook over het gebied van de Heerlijkheid Balen te Ruyff, dat zich al omstreeks de vijftiende eeuw ervan had losgemaakt. Deze theorie steunt namelijk op het feit dat de eerste erfopvolging van de oude Ruyf f (in 1314) ruim 200 jaar eerder plaatsvond dan die van Baelen te Ruyff (namelijk in 1530). Een andere reden om deze theorie aan te nemen, is het feit dat het de vroegere heten van Ruyff waren die (door erfopvolging) ook het eigendom over de Heerlijkheid Baelen te Ruyff verkregen.
Hier volgt een overzicht van het eigendomsverloop van de oude Ruyff.
In 1314 is het kasteel in handen van Henri de Rueve, zoon van Winand de Julémont. In 1355 is het Gothard van der Kapellen (Godefroid de la Chapelle) die het bezit in handen heeft. We weten echter niet hoe dit verloop tot stand gekomen is. Hij verkoopt het landgoed aan Johan Hanneman uit Baelen die het omstreeks 1370 in bezit heeft.
Op een vreemde en onverklaarbare wijze is opeens Guedeken, echtgenote van Jean Crommel (Krummel) d'Eynatten, eigenaresse (1380) van het kasteel. De echtelieden Crommel hebben het bezit in 1406 nog steeds in harden. Het kasteel gaat dan over op hun zoon Diderich (Thierry) Krummel d'Eynatten en vervolgens op diens zoon Jean Krummel d'Eynatten, echtgenoot van Catherine de Schwartzenberg. Hij verdeelt zijn bezit in 1467 onder zijn kinderen. De Ruyff gaat dan over op hun zoon Jean Krummel d'Eynatten, die een dochter had uit het huwelijk met Sophie de Brempt. Door het huwelijk van deze dochter met Górard de Palant komt de Heerlijkheid in deze familie terecht.
Gérard de Palant krijgt het bezit in 1530 in handen en verkoopt de Ruyff in 1534 aan zijn broer Werner de Palant en diens vrouw Jeanne de Bronckhorst de Bettenburg. Zij laten het blote eigendom van het bezit na aan hun kinderen (in 1551). Eén van hen, Thierry de Palant wordt in 1554 eigenaar uit naam van alle kinderen. Na de dood van Werner de Palant volgt zijn oudste broer hem op.
Vervolgens gaat de Ruyff over op baron Carsilis de Palant, heer van Reuland. Diens weduwe: Otillie de Vlodorp volgt hem in 1606 ais eigenaar op. in 1618 is wederom een zekere Werner de Palant (die we niet exact hebben kunnen thuisbrengen) eigenaar van het kasteel en verkoopt het vervolgens aan zijn broer Philippe. Op 20 november 1626 volgt Jean Werner A Palant hem op en verkoopt het bezit aan Laurent Doenraedt. Deze treedt op in de hoedanigheid van gevolmachtigde van Nicolas de Croonenberg, echtgenoot van N. van der Heyden, die in 1644 de Heerlijkheid van Henri Chapelle koopt.
Hij was degene die eveneens Heerlijkheid Veltjaeren kocht. Zijn zoon Adam Philippe de Croonenberg volgt hem in 1655 op. In 1689 wordt het kasteel en de Heerlijkheid onteigend omdat bij, samen met ene L. Brouvelt, was veroordeeld voor het aanmaken van valse nvinten op het kasteel. Adam Philippe de Croonenberg lukt het om het kasteel terug in bezit te krijgen en doet er vervolgens in 1703 afstand van. Niet lang daarna vindt er een nieuwe onteeigening plaats (dit keer tegen zijn weduwe). De Heerlijkheid wordt verkocht en toegewezen aan generaal baron Von Dopff, die in 1709 als eigenaar opvolgt en het landgoed in 1716 verkoopt aan François Beaumont.
Het kasteel dat erg slecht onderhouden was door de Croonenbergs, was erg in verval geraakt en de toren aan de tuinzijde (die in 1693 door de Fransen onder vuur was genomen) was niet veel meer dan een ruïne. In 1736 wordt het kasteel met Heerlijkheid voor de derde keer onteigend (tegen de erfgenamen Beaumont die niets dan schulden erfden. Het bezit wordt dan toegewezen aan Mathieu de Fromenteau. Deze was gehuwd met Marie Lambertine de Franquinet.
Na hun gaat het kasteel en Heerlijkheid over op hun zoon, baron Lambert Antoine de Fromenteau (+1788) echtgenoot van Jeanne Fr. Dd, le Pas. Hun zoon, baron Mathieu Arn. Guill. Ant. de Fromenteau de Ruyff (echtgenoot van Marie Françoise Isab. de Nelis) erft het landgoed maar overlijdt in 1831 op kasteel Ruyff, zonder nageslacht. Daardoor gaat het bezit over op hun neven, de baronnen Auguste, Edouard en Jules de Waha Baillonville (zonen van zijn zus Angéline Theodore Cl. de Fromentau de Ruyff, echtgenote van Baron Henri Louis de Waha Baillonville (notariële akte van boedelscheiding door notaris Ernst uit Aubel (15 mei 1835). Door een tweede akte van boedelscheiding van 11 augustus 1835 (notaris Demptinne uit Villers aux tours) blijven alleen baron Auguste en baron Edouard de Waha Baillonviile over als eigenaren (in onverdeeldheid).
+ in onze rubriek FOTO'S
Op 13 october 1853 (bij notariële akte van notaris De Tiège uit Henri Chapelle) verkopen zij het bezit (met een oppervlakte van ongeveer 89 ha.) aan baron Florent de Thiriart de Mützhagen die het door middel van een testament nalaat aan zijn achterneef, baron Gaston de la Rousselière Clouard'. Tenslotte geeft laatstgenoemde het kasteel inclusief vijver, tuin, moestuin, enzovoorts (in totaal ongeveer drie ha.) in 1898 voor een periode van negen jaar in pacht aan de paters Lazaristen van Theux. Vervolgens wordt het genoemde landgoed op 15 januari 1907 aan hun verkocht (bij notariële akte van Notaris Lefebure te Verviers).
Uit "LES DELICES DU DUCHE DE LIMBOURG van Guy POSWICK" - (1951).