Kasteel Lontzen
Men noemt kasteel Lontzen ook wel Welkenhuysen naar de naam van de vroegere eigenaren of Grosses Haus om het te onderscheiden van Krickelhausen dat in de nabijheid ligt, en dat ook wel Kleines Haus genoemd werd.
Op de grens van de gemeente Londen (op 300 meter ten oosten van de kerk en in een nabijheid van de weg naar Walhorn) ligt - in de beschutting van de vroegere kasteelboerderij en in de schaduw van de bomen van het park - het oude verblijf van de heren van Lontzen.
Het ontbreekt dit gebouw, dat omringd is door grachten die nog steeds water bevatten, zeker aan elegantie. Het bestaat uit een massief blok metselwerk, vierkant van vorm en bedekt met een dak met enkelen dakkapellen. De eentonigheid ervan wordt slechts aan de noordkant onderbroken doordat het middelste deel van de gevel iets terug ligt tussen twee korte (haaksstaande) vleugels van het kasteel.
De ingang ligt in het verlengde van de stenen brug die over de gracht loopt. Op dezelfde plaats waar ooit de ophaalbrug was. Voor de ingang vinden we een bordes met stenen trap. Boven de ingangsdeur vormt de kroonlijst een soort halfrond fronton dat versierd is met het wapen van de familie Grand'Ry.
Het gebouw heeft een normale bovenverdieping en een tweede verdieping in de vorm van een soort zolderverdieping, voorzien van dakkapellen. Op het dak staan vier tamelijk sierlijke schoorstenen. Aan de westgevel is - ter hoogte van de eerste verdieping - een vrij moderne kapel gebouwd die (in de vorm van een torentje) uitsteekt ten opzichte van de gevel. Het is voorzien van een klein klokkentorentje met open ruimte ertussen. Het geheel heeft een twijfelachtige uitwerking op het totaalbeeld van het kasteel. De muren en het dak lijken uit de zeventiende eeuw te dateren. Reiners heeft er zelfs overblijfselen uit de vijftiende eeuw aangetroffen, maar is ervan overtuigd dat het kasteel gedurende de negentiende eeuw ingrijpende veranderingen heeft ondergaan.
Uit deze tijd dateren namelijk ook de ramen en de deur die in duidelijk traditioneel achttiende-eeuwse stijl zijn gehouden, maar ook al enigszins aangepast zijn aan de architectonische smaak van de daaropvolgende eeuw. Van het oorspronkelijke kasteel resten slechts twee ronde torens van de buitenste ringmuur. De ene op de hoek van twee boerderijgebouwen, bijna recht tegenover de ingang, de andere (met erg brede benedenbouw) links van de ingangspoort aan de zuidkant. Deze poort is versierd met een wapensteen van de families Harscamp en Rolzhausen.
Lontzen was één van de twee Limburgse Heerlijkheden waarvan men zei dat het een deze kant van het bos lag. Het was niet afhankelijk van de hertog van Limbourg maar behoorde toe aan het provootschap van de Notre Dam van Aachen.
In 1275 was het kasteel eigendom van Coune (of Conrad) de Lonchin (- Lontzen), genaamd Snabbe, hofmaarschalk van het hertogdom Limbourg.
Tijdens do oorlog om de troonopvolging van Limbourg werd zijn zoon op kasteel Lontzen belegerd door de legers van Gelre, en bood gedurende veertig dagen verzet, tot het moment waarop hij hulp kreeg van de Brabantse troepen. Hij en zijn vader werden gevangen genomen tijdens de slag bij Woeringen in 1288.
Het kasteel werd in die zelfde tijd door de Brabanders verwoest. In 1289 verkoopt Coune de Lonchins de resten van het kasteel Lontzen - samen met nog andere bezittingen - aan graaf Guy de Flandre, maar zijn zoon Henri de Lonchins koopt het kasteel in 1293 terug.
Na de dood van laatstgenoeemde (ca. 1315) valt het bezit ten beurt aan zijn dochter Yolanda (of Julienne) de Lontzen, die met Guillaume de Rittersbach gebouwd was. Ongetwijfeld is zij later getrouwd met Thomas Holsit (drossard?) te Rolduc, want zij doet haar bezit aan hem over. Thomas de Holsit had uit een eerder huwelijk een dochter - Catherine de Holsit - die in 1396 kasteel Lontzen erft, en trouwt met Ponce I de Welkenhuysen. Misschien was hij degene die de oude burcht geheel liet opknappen. Uit hun huwelijk worden twee zonen geboren, Thierry en Ponce II de Welkenhuysen. Het kasteel gaat eerst naar Thierry, echtgenoot van Agnès de Serezé die het in 1418 erft. Door zijn dood in 1427 kwam het bezit in handen van zijn broer, Ponce II die het tot aan zijn dood in 1477 in bezit hield.
Deze had vier kinderen.
Allereerst Thierry, aan wie het kasteel in eerste instantie toekwam. Vervolgens Ponce III echtgenoot van Catherine de Corswaren die na de dood van Thierry in 1487 het kasteel overerfde. En ten slotte Catherine en Marguerite; beide zussen waren ingetreden in het klooster van Borcette. Na de dood van hun broer Ponce III benoemden zij Alexandre de Xhènemont in 1495 als eigenaar van kasteel Lontzen. Deze eigendomsoverdracht gaf echter aanleiding tot jarenlange twist.
Eerst (in 1495) met Gérard de Gronsveld (omdat het kasteel 50 jaar eerder zou zijn toegewezen aan zijn vader Werner de Gronsveld). vervolgens met Werner Scheiffart de Mérode omdat Cathérine (zijn echtgenote) de dochter van Henri was, en ten slotte met Simon de Belven, die beweerde dat hij de laatste mannelijke afstammeling van de familie Welkenhuysen was. De beide zusters, Catherine en Marguerite verkochten uiteindelijk hun deel (respectievelijk in 1500 en 1512) aan hun neef Jean de Neufchateau, heer van Wodémont. Deze stierf in 1513, zijn bezit nalatend aan zijn zus Catherine de Neufchateau die in eerste instantie met Alard de Gulpen en in tweede instantie met Jean de Celles trouwt.
Door haar overlijden in 1518 komt het bezit in Lontzen in handen van haar kinderen uit het eerste huwelijk; Framback en Catherine de Gulpen. Vervolgens gaat het bezit in 1519 over op Fréderic de Sombreffe, echtgenoot van Jeanne de Celles, haar dochter uit het tweede huwelijk. Daarna krijgt diens zoon in 1567 het kasteel in bezit en laat deze na aan de echtgenoot van zijn zus Catherine; Guillaume de Golstein, heer van Müggenhausen. In 1578 (het jaar waarin Limburg door Alexandre Farnèse werd ingenomen) belegert het Spaanse leger kasteel Lontzen. Na drie dagen verzet geeft het kasteel zich over.
Er werd tot 1584 een Spaans garnizoen geïnstalleerd. in dat zelfde jaar werd het kasteel aan zijn oorspronkelijke eigenaar Guillaume Goltstein teruggegeven. Na lens dood gaat het kasteel over in handen van Jean Schellart d'Obbendorf, echtgenoot van zijn dochter Catherine. Deze hadden twee zonen; Fréderic (Heer van Lontzen) echtgenoot van Sybille van Nesselrode, die in 1614 als eigenaar opvolgt, en Adam Guillaume I, die in 1615 met Anne Sophie de Boedberg trouwt. Na Fréderic's dood komt het kasteel Lontzen in handen van zijn broer Adam Guillaume II, hertog van Schellart. Diens eerste echtgenote, Marie Elisabeth Raitz de Frentz, schonk hem onder andere twee zonen: Joseph Arnold die de Heerlijkheid erfde, en Jean Arnold. Het was de zoon van Jean Arnold, graaf Jean Guillaume Joseph de Scheilart d'Obbendorf (geboren uit het tweede huwelijk van zijn vader met Gravin Marie Sophie d'Auersperg) die zijn oom Joseph Arnold, als Heer van Lontzen opvolgde.
Hij trouwde gravin Marie Isabelle Antoinette de Hartzfeld, en zijn tweede vrouw was Bonne Marguerite Barbe Schall de Bell. Hel kasteel waarvan de Schellerts de bijgebouwen gedeeltelijk hadden laten herbouwen. had in 1696 zwaar te lijden onder de bezetting door Brandenburgse troepen. In 1702 liet graaf de Regnac (Frans commandant in Limbourg) de hoofdtoren opblazen, hetgeen veel afbreuk heeft gedaan een de rest van het kasteelgebouw. Het geheel bleef vervallen en in 1732 verkoopt graaf Jean Guillaume Jos. de Scheilart d'Obbendorf het kasteel aan graaf Jacques Louis d'Harscamp (echtgenoot van baronnes Marie Elisabeth de Rolshausen). Deze laatste liet de hoofdingang aan de zuidgevel bouwen, waar het wapen van zijn familie en die van zijn vrouw te zien zijn.
Dit bouwwerk dateert uit 1738, het jaar waarin graaf J. L. d'Harscamp bosloot een groot deel van do oude burcht af te breken en er het huidige kasteel op te laten bouwen. Zijn dochter Marie Louise Ph. d'Harscamp liet hert kasteel door haar huwelijk met haar bloedverwant, graaf Ferdinand Ch.L. do Hochsteden, overgaan op do familie van haar man. Vervolgens viel het kasteel te beurt aan hun dochter Amélie Th. Fr. die met graaf Charles Emm. d'Auxy trouwt (1752-1819). Ten slotte verkoopt diens zoon (graaf Charles Eugene Ford. d'Auxy) het bezit in 1845 aan André J.F. de Grand'Ry, echtgenoot van Marie Thérèse Dd. Godin, die het door erfopvolging nalaat aan zijn zoon A.J. Jutes de Grand'Ry, echtgenoot van Euphrosine, Dumon.
In 1863, wanneer het kameel zich weer h slechte toestand bevindt. worden belangrijke herstelwerkzaamheden ondernomen. De erfgenamen van A.J. Jutes de Grand'Ry verkopen het in 1882 aan Léon Nellessen, broer van Théodore die
kasteel Eyneburg al had gekocht. Bij zijn overlijden krijgt zijn dochter (Rose), echtgenote van baron Philippe Ostman von der Leye (1864-1937) het bezit in handen. Vervolgens behoort het kasteel toe aan zijn weduwe en zijn twee dochters, Marie Anne (echtgenote van Zimmerman) en Conchita (echtgenote van Lindgens).
+ in onze rubriek FOTO'S
Het kasteel werd in 1972 in brand gestoken, maar in 1986 gerestaureerd door de huidige eigenaar.
Uit "LES DELICES DU DUCHE DE LIMBOURG van Guy POSWICK" - (1951).